- overlopen
- overlopen1{{/term}}〈overgankelijk werkwoord〉1 [(te) veel bij iemand komen] venir (trop) souvent chez (qn.)2 [Algemeen Zuid-Nederlands][vluchtig lezen] parcourir————————overlopen2{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [over iets heen lopen] passer sur2 [over iets heen stromen] inonder3 [naar een andere partij gaan] passer (à)4 [overstromen] déborder5 [+ van][overdreven tonen] déborder (de)♦voorbeelden:2 het water loopt de straat over • la rue est inondée4 de emmer liep over • le seau déborda; 〈figuurlijk〉 la coupe débordaII 〈onovergankelijk werkwoord, overgankelijk werkwoord〉1 [opnieuw lopen] recourir
Deens-Russisch woordenboek. 2015.